Lekker traditioneel onderwerp. Man gevonden in gracht, vrouw hangt aan hoofddoek, kind vermist, vrouw slikt zich dood.
Het simplistisch verbond noemde het toen al eigen dood. Op zich maakt het dus niet zoveel uit, sterven doe je meestal helemaal eigen. Het sterven onder vrienden geeft een verkeerd beeld van de werkelijkheid. Uiteindelijk sta je er gewoon alleen voor. Er is niemand die er zegt. “ik loop wel een eindje mee” Meestal zijn er wel van die stoere jongens die roepen, ga nu maar, het is mooi geweest, laat maar los.
Natuurlijk gewoon een clichee eigenlijk willen we zeggen, krijg de schijt zoek het zelf maar uit.
Ik heb niks met zelfmoord, wel met de december maand. Het is koud en het kan al flink sneeuwen. Winkeliers die hun spullen willen verkopen. De consument die wil kopen en nog eens kopen. Al die heisa. Mijn probleem zit in mijn vingers. Mijn vingers zijn dood als het koud is. Mijn herszenen trekken het bloed er uit. Mijn vingers zijn dan koude spaghettie slierten, ingevroren patatjes.
Ik kan er niks mee, affectie, echt niet. Ik heb geen behoefte aan geld, niet aan een vrouw die zeurt om alli en Alimentatie, Ik wil niet dat mijn kinderen Ali mogen zeggen tegen die vreemdeling. Mijn kinderen die ik niet zie opgroeien. Mijn gedachtes die zijn bezworen door een neerdalend zwaard wat scheiding heet. Ben ik gescheiden?Ggelukkig niet en gelukkig wel. Mijn vingers verpakt in wanten als een condoom die ter discussie staat in mijn machteloos gevoel van prestatie.
Er is geen reden om een einde aan je leven te maken, het einde komt toch wel. Je kan er gewoon op wachten.
Het zit diep verankerd in de mens, in sommige mensen is een betere nuancering.
Meneer, is alles goed? Is alles goed, nee het is niet goed. Het gaat helemaal mis. Ik was net zo lekker bezig en nu komt u er weer door heen.
Ik kan u helpen zegt de meneer en strekt zijn hand. Zijn vingers zijn bevroren, dood en koud. Misschien was ik al aan het muteren een soort van mutant in de winter beginnend bij mijn en zijn vingers.
U heeft honger want u bestelde toch deze friet.
Ik wil geen friet. De man reikt me nogmaals zijn hand. Ik grijp hem vast en ga mee.
…..
Mocht u denken hoe gaat het met de schrijver? Goed die heeft zijn centen al weer verdiend.