Leven na de dood
Meestal krijg ik deze vraag van mijn parochianen als zij te biecht gaan.
Hieronder volgt een korte refelectie van een biecht zonder zonde, tenminste ik zag hem niet.
Maar zoals u ziet geen vraagteken. Zou die er wel staan dan was er sprake van een filosofische intermezzo onder doden..
Kan het dan betekenen dat er leven na de dood is? Zie je? Dan maak je er meteen weer een vraag van en krijgt het een andere lading.
Laten we het anders stellen, we leven na de dood. Geen vraagteken. Ik leef na de dood.
Meteen komen er weer vragen … Wie zijn dood? Jouw dood? Mijn dood? Iemand anders zijn dood?
Laten we het maar eens omdraaien.
Dood na leven.
Lijkt een beetje op een straf. U heeft nu genoeg geleefd ga nu maar dood. Anderen gingen weer dood zodat anderen konden leven. Anderen gingen leven om te doden?
Een hoop ellende ondanks dat hoop doet leven.
Ik leef maar 1 keer is meer stellig dan je leeft maar 1 keer. Uit die laatste putten we misschien nog hoop. Alweer hoop.
Wie wil er meer dan 1 keer leven? Ik niet, dat heb ik al gehad. Doe mij maar de dood zei hij zonder blikken of blozen. Een makkelijke keuze? Elke dag kunnen we weer kiezen voor dood of leven. Een mateloos vervelende film omdat je nooit echt zeker weet wanneer het klaar is.
Je blaast je laatste adem uit lijkt zo eenvoudig, maar gaat dwars tegen elke reflex van leven in.
Alles in ons lichaam is gebouwd om te overleven, zelfs het knipperen van je ogen.
Elk verzet levert een vorm van afweer en niet alleen van je omgeving. Ik verzet me tegen het leven, mijn leven. Volkomen onzinnig en vol dilemma’s omdat verzet het meest elementaire is van leven. We zijn eigenlijk continu in verzet, we laten ons niet meenemen door een windvlaag. Sterven is dat dan ook verzet?
Natuurlijk, je bent nooit getuige van je eigen dood. Je lichaam zal je echt niet op de hoogte brengen van je sterven. Er is geen fundamenteel bewijs aan jezelf van je eigen dood.
Kijk dit alles is geen probleem zolang je leeft op de hoek van elke straat met maar 1 doel. Ik haal de volgende hoek ook wel.
Ik kan me herinneren hoe ik getuige was van een raar voorval in de Ardeche in Frankrijk.
In dit geval had het een aantal dagen flink geregend en liepen de rivieren over en werden campings geëvacueerd. Ik liep over een bruggetje bij het dorpje largentiere en zag hoe het kleine riviertje was veranderd in een kolkende massa water.
Ik leunde over de brug en keek in de verte.
In het water zag ik een caravan die continu om zijn as draaide en tegen rotsblokken werd gekwakt. Plotseling zag ik dat er een persoon zich vastklampte aan een van de trekbeugels.
Het ging werkelijk erg snel en ik had niet eens de tijd om in mijn eigen arm te knijpen.
De man zwaaide, tenminste dat dacht ik.
Ik op een brug in Frankrijk. Ik zwaaide terug, niet uit beleefdheid, maar omdat ik de man wilde geruststellen dat ik hem gezien had.
Weg was het tafereel. Caravan weg, man weg. Ik kijk om me heen. Een paar fransozen.
Ik spreek geen Frans en eigenlijk wil ik het ook niet kunnen, want hoe leg ik dat nu uit. Ik kijk aan de andere kant van de brug. Niets te zien.
Hier hoeven we geen vragen over te stellen, behalve dat ik ongevraagd de situatie vanuit de zwemmer een volgende keer zal beschrijven.
We weten niet of de zwemmer dood is en we weten ook niet wat de zwemmer weet.
Toch voel ik een verbintenis met de man en neem me voor hem te zoeken, het leven te zoeken? Was ik zelf een beetje gestorven of had ik deze man laten sterven.?
Allemaal vragen.
Het is donker in de biechtstoel.
Drie weesgegroetjes mijn zoon. De man zwaait en ik zwaai terug.