Biechten op zijn Frans
Biechten op zijn Frans. Al een tijdje niet meer geweest op Linkelinks. Volgens mij zijn ze aardig getuimeld in de diepte.
Niet veel meer over van de jongens die het Nujij moeilijk maakten.
Wel leuk dat de biechtstoel nog steeds open is.
Ik moet namelijk iets bekennen.
Ik lieg enorm veel
Ik lieg vooral als het over Marokkanen gaat. Ik zeg altijd dat ik niks tegen Marokkanen heb, maar dat is echt niet zo.
Ongenuanceerd, vind ik het gewoon helemaal niks. Ik ben het helemaal eens met Wilders al word ik dan misselijk van mezelf.
Ik ben links en wil iedereen dulden, maar ze stellen me wel erg op de proef.
Ik heb geen vooroordeel, mijn oordeel over Marokkanen wordt dagelijks gevoed.
Opsporing Verzocht, mijn hemel. Zonder blikken of blozen vertelt de commentator dat de jongen op de scooter wellicht herkend zal worden.
Nou niet door mij, maar ik weet zeker dat het een Marokkaan is die met zijn laffe puistenkop een homo stel in elkaar heeft geslagen.
Alleen, nee echt niet, de lafaard had er ook nog wat Marokkaanse vriendjes bij.
Ik word daar zo ongelooflijk chagrijnig van. Ik haat mezelf dat ik de haat voel opkomen.
Op televisie, een arm Nederlands gezin dat geen cent te makken heeft en klaagt dat hun Syrische buren heel aardig zijn maar zich wel een hoop meer kunnen veroorloven.
De vrouw geeft aan dat ze het de Syrische buren echt wel gunt, maar waarom wordt zij vergeten?
De commentator geeft wel aan dat de Syrische buren een lening hebben moeten aangaan om de spullen te kunnen kopen.
Ik heb het er zo verdomde moeilijk mee om niet te buigen voor vreemdelingenhaat dat opborrelt vanuit mijn buik.
Waarom worden die gasten niet opgepakt, opgejaagd of verdreven.
Waarom pakken ze die ouders niet aan?
Elke criminele zoon heeft een moeder, een vader die hem heeft opgevoed.
Mij bekruipt het gevoel dat Marokkaanse jongeren niet zijn opgevoed.
Wat moet je hier nou mee? Ik vind het niet goed hoe we omgaan met het probleem van de vluchtelingen en de “foute” Marokkanen.
De tijd van het knuffelen van de “vreemdeling” lijkt al weer een eeuw geleden.
De eerste gastarbeiders die we meestal met een bezem in de hand zagen lopen zijn 80 taalcursussen voorbij.
Mijn vriend Ali die een muur kon schilderen zonder dat ik mijn meubels moest verplaatsen dan wel moest afdekken. Nog mooier ik had hem voor een habbekrats wist ik mijn hoofdzakelijk blanke vrienden te vertellen.
Nu zijn ze onzichtbaar, onzichtbaar voor welke positieve opmerking dan ook en zijn ze ingeruild voor angst en ongenuanceerde uitlatingen.
Gelukkig zie ik wel een lichtje. Een mooi rood lichtje.
Blijkt toch achteraf het achterlampje van de fiets van Rutte te zijn geweest. Biechten op zijn Frans