Schelden doet geen pijn 3
Schelden doet geen pijn. Waar komt die haat tegen mevrouw Sylvana Simons, tegen moslims, tegen vluchtelingen, enzovoorts toch vandaan? Ik weet het niet precies, maar herken wel een aantal signalen in de samenleving die een mogelijke oorzakelijke betekenis hebben.
Daar waar in het verleden meer gemeenschapszin bestond is, door wat de ‘ik’-maatschappij is geworden, een groot deel van dat gezamenlijke doen-en-laten vervaagd. ‘Ikke en de rest kan stikken’, lijkt de nieuwe maatstaf.
Ging het aanvankelijk erom dat ik een grotere auto, etc. moest kunnen laten zien dan mijn buurman had, later ging het erom dat mij geen stroobreed in de weg werd gelegd in datgene wat ik nastreefde of moest hebben! Denk aan de diefstal destijds van Nike-merkschoenen van andere jongeren of dure mobieltjes illegaal van eigenaar laten wisselen.
Nog weer later ging het om een doorgeslagen ‘ik’-verheerlijking, mogelijk als reactie op het samenlevingsstreven naar gelijkheid, hetgeen als ‘we zijn allemaal grijze gehaktballen’ werd uitgelegd en daar leed mijn unieke identiteit dan weer sterk onder.
Het leidde er onder andere toe dat er een tendens kwam die predikte ‘ik moet me kunnen uiten’ en ‘ik moet kunnen zeggen wat ik vind’, anders doe ik mijzelf te kort en mensen spraken zich uit over van alles en nog wat. Blij zijn met iemand die iets nieuws had gekocht, hoefde daarmee niet meer. ‘Oh, wat een lelijke jas’, ‘…vieze kleur’, gaf ruimte aan mijn geest, die moest niet ingehouden worden, want dat ging ten koste van mijzelf (dan liever ten koste van een ander?).
Nu was dit nog in het kleine netwerk, maar gaandeweg werd dit meer publiek. Bij voetbalsupporters (nee, ik weet het, niet allemaal!) kun je die ontwikkeling wel herkennen. De vechtpartij op een veldje bij Beverwijk van Ajax- en Feijenoord-supporters met een dode heer Picorni als droevig resultaat, was een extreme uiting van een nieuwe omgangsvorm. Het belagen van spelersbussen, bedreigen van scheidsrechters en trainers, roepen van scheldwoorden naar spelers, spreekkoren ten koste van bevolkingsgroepen, gooien van bananen op het veld, ophangen van poppen die voetballers moeten voorstellen; het lijkt normaal om dit van tijd tot tijd te moeten meemaken. Het is wellicht te lang gedoogd om nog terug te dringen.
‘Zo erg is dat toch niet’, ‘je moet wel tegen een stootje kunnen’, zijn reacties die je hoorde.
Inmiddels zijn we op een punt beland dat we de schaamte al voorbij zijn: we hoeven niet meer anoniem te schelden, etc., maar doen dat inmiddels met naam en foto erbij. Daarmee is de grens weer opgeschoven, maar maakt bij wetsovertreding een vervolging wel makkelijker mogelijk.
Een nieuwe normale omgangsvorm is geboren, lijkt het. Politici, ambtsdragers, leerkrachten, hulpverleners, chauffeurs in het openbaar vervoer en vul maar aan, moeten het zich regelmatig laten welgevallen dat zij beledigd, bedreigd, gehinderd of zelfs aangevallen worden.
Kortom schelden doet wel pijn, bijvoorbeeld: het permanent alle moslims verbaal en non-verbaal vereenzelvigen met terroristen leidt ertoe dat een moslim moet oppassen voor die discriminatoire schelders. Dat werkt angst in de hand. Populistisch leeglopen op sociale media kwetst en benadeelt moslims zonder aanziens des persoons en is minstens afkeurenswaardig.
Hoe stoer ben je als jij jouw zelfbeheersing lekker laat schieten, omdat je iets anders vindt? Schelden doet geen pijn het maakt je ziek.