Wie heeft gelijk?
Wie heeft gelijk?
In onze samenleving vindt een toenemende verharding plaats. Onder de noemer van de wettelijk verankerde vrije meningsuiting moet iedereen kunnen zeggen wat hij of zij wil en dat dan vooral zonder enige filtering of diplomatieke verwoording. Mede dankzij onze sociale media mogen we daar uitgebreid van meegenieten.
Politici hebben daarin een speciale positie, die een bepaalde immuniteit in die ongefilterdheid toestaat. Het bekendste voorbeeld is de heer Geert Wilders van de Partij Voor de Vrijheid (PVV), al bleek hij – gezien enkele rechtszaken op initiatief van het Openbaar Ministerie (OM) – niet alles te kunnen zeggen. Als hij het maar niet over ‘moslims’ heeft en alleen over de juridisch onpersoonlijke verzamelterm de ‘Islam’, dan is er voor hem niets aan de hand.
Het effect van zijn soms verregaande uitspraken legitimeert anderen om die uitspraken in verbaal of fysiek handelen om te mogen zetten, want de heer Wilders doet dat toch ook?! En dat zorgt mede voor die verharding in de omgang tussen mensen. De heer Wilders is trouwens niet de enige persoon die bijdraagt aan die ‘ik vind’-uitingen naar anderen.
Neem de uitspraken van die overgewaardeerde heren van Vandaag Inside tot Veronica Outside of hoe het programma thans weer heet. Het voorbeeld van de kaars van de heer Johan Derksen bleek eerst niet door de beugel te kunnen (het OM onderzocht nog of er iets strafbaars had plaatsgevonden), de beloofde excuses kwamen toch niet, het programma ging van de buis en vanwege de hoge kijkcijfers kwam het programma in zijn volle onderbuikglorie terug. De kijkschaamte, die enkele mensen in mijn omgeving bekenden, viel snel weg en bijna iedereen keek weer mee. De kleurrijke televisieversie van de onderbuikse roddelbladen die – daar kon ik echt niets aan doen – ’toevallig’ op de tafel bij de kapper lagen.
Veel mensen die zich aan vormen van (doodsbe)dreiging of agressie schuldig hebben gemaakt en voor de rechter verschijnen lijken zich dan opeens te schamen, snappen niet hoe zij het zover hebben laten komen en bieden excuses aan. Kom je niet voor de rechter dan kun je ongehinderd door blijven gaan met je geweld richting politici, ambtenaren, politieagenten en BOA’s (Buitengewoon OpsporingsAmbtenaren), zorgmedewerkers, wetenschappers, journalisten, ambulance- en brandweermedewerkers, winkelpersoneel, en ga zo nog maar een tijd door. Alsof het nu toegestaan is om deze mensen levenslange trauma’s toe te brengen, omdat ik gelijk moet krijgen (en zeker niet omdat ik het ‘heb’).
‘Mensen willen gehoord worden’ wordt als oorzaak genoemd, maar dat is op zich niet nieuw. Mensen willen wél vaker hun gelijk halen en de manier waarop doet er steeds minder toe. Feitelijke onwaarheden verkondigen is dan geen probleem. Grofheid in bejegening moet maar geaccepteerd worden. Intimidatie moet kunnen. Als ik maar gehoord word! Op zoek naar die erkenning lijkt heel veel geoorloofd.
En als ik niet mijn gelijk krijg, dan voelt dat, of sterker nog: dan is dat een ontkenning van mij en dat kan niet. Tot bijna elke prijs heb ik recht op (zelfs negatieve) erkenning.
Anders gezegd: destructieve krachten krijgen in toenemende mate de overhand, want de impliciete ontkenning van de ander daarbij is toegestaan (middels dreiging, intimidatie en geweld) onder de noemer van mijn afgedwongen recht op erkenning.
Uiteraard kun je ook van gedachten wisselen door niet botweg je gelijk af te dwingen, maar door respectvol je mening te ventileren en de ander daarbij in haar of zijn waarde te laten. Zelferkenning kun je juist vergroten door anderen in hun waarde te laten en daarmee ook te erkennen – zonder botte weerwoorden en zonder ongehoorde reacties. Een win-win-situatie.
auteur: Guus